“Hooo, stop idxxxt, je rijdt de vuilcontainer omver”
Een veel te lange vrachtwagen probeert de bocht te nemen in de Keizerstraat.
Na enkele keren steken kan hij niet meer vooruit of achteruit. De rij met auto’s achter hem wordt steeds langer. Menig automobilist wordt ongeduldig en laat de claxon klinken. Het publiek wordt talrijker en gaat zich er mee steeds heftiger mee bemoeien. De sfeer wordt grimmiger.
“Dat kon je toch zien! “Dat haal je nooit” “Hoe kan je dat nou doen!” “Ik bel de politie.”
Zwaailichten van verschillende politieauto’s komen dichterbij. Politieagenten stappen uit. Terwijl ze naderbij komen zie je hun wapenstok, pepperspray en holster aan hun riem hangen. Hier gaan de zaken op orde gesteld worden. “Pak je bonnenboekje maar alvast, hier staat iemand fout geparkeerd, roep een omstander.”
Bij een vorige werkgever hadden we op de gang 2 afdelingen. De ene werd geleid door een echte manager. Hij wist alles. Iedereen kon hem raadplegen. Hij duldde geen tegenspraak en verwachte van iedereen het zelfde hoge niveau als hij zelf bezat. Fouten werden niet getolereerd, dat was een zwakte, dan kon je bij wijze van spreken gelijk vertrekken. Als de unit directeur langs kwam kon de manager altijd tot op detail niveau vertellen hoe het ervoor stond. Hij had zijn zaakjes op orde.
De andere afdeling had een heel ander soort manager. Deze delegeerde de verantwoording. Ieder had zijn eigen professionaliteit en verantwoordelijkheid. Zaken werden vaak besproken. Input van een ieder werd verwacht en serieus genomen. Fouten waren leermomenten. “Hoe lossen we het op?”, was de eerste vraag. Daarna kwam de analyse hoe de fout gemaakt was en hoe deze voortaan voorkomen kon worden.
De unit directeur kwam ook bij deze afdeling langs. Toen hij een vraag aan de manager stelde kon deze niet gelijk ieder detail vertellen. Er werd iemand bij geroepen, die er vervolgens weer een ander bijhaalde. Uiteindelijk kreeg de unit directeur het hele verhaal te horen. Hij fronste zijn wenkbrauwen.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Iedere dag nemen we vele beslissingen in ons werk. Nemen we deze weg of pakken we toch een andere afslag. Hoe gaan we met die fouten om? Toen er iets gigantisch mis liep waar beide afdelingen bij betrokken waren, kwam de unit directeur er achter dat de sfeer op beide afdelingen volkomen anders was. Op de ene afdeling was het net een bijenkorf. Het zoemde er. Iedereen was er druk bezig, onderzoeken analyseren en overleggen. Hoe kon dit probleem zo snel mogelijk opgelost worden. Op een ander afdeling heerste een ijzige stilte. Iedereen zat verscholen achter zijn bureau, er bijna onder. “Wie heeft er hier een stommiteit begaan”. De manager kwam bulderend de gang op. Op zoek naar de schuldigen. De unit directeur fronste opnieuw zijn wenkbrauwen.
“Mijn collega komt even naast u zitten, dan kunnen we door de portofoon elkaar verstaan”. De politie had de straat afgezet. De auto’s die stonden te wachten naar achteren geleid. Een takelwagen laten komen om een geparkeerde auto te verplaatsen. En nu nam een politieman plaats naast de chauffeur. Met vereende krachten, zelf iemand uit het publiek hielp mee, werd de vrachtwagen voorzichtig langs de vuilcontainer geleid. “Hoe kwam het nu dat je hier vast kwam te staan”, vroeg de agent net voor hij uitstapte. Een halfjaar geleden kon ik hier makkelijk langs, maar ik wist niet dat hier een vuilcontainer was geplaatst, zie de vrachtwagenchauffeur verontschuldigend.
“Dat is waar, we gaan eens met de gemeente overleggen wat we daar aan kunnen doen, prettige dag verder.”